This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves bef ore it was carefully scanned by Google as part of a project
to make the world's books discoverable online.
It nas survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and finally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfrom automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
any where in the world. Copyright infringement liability can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web
at jhttp : //books . qooqle . com/
123-4
Hl» WIDENKH
HU SGW 2
F
^
COLLEGE
LI
FROM THE
Subscription Fund
BEGUK IK 1858
dbyGoogk
Digitized by LjOOQ IC
PROEVE EENER HANDLEIDING,
OM HST
NEGER-ENGELSCH,
200 ALS HETZELVE OVER HET ALGEMEEN BINNEN DE
KOLONIE SURINAME
GESPROKEN WORDT,
n
GEDURENDE DB REU DERWAARTS TE LEBBEN VEBSTAAN EN 8PBBKEN ;
ONMISBAAR
VOOR ELKEN NEDERLANDER,
DIB ZICH MET DEB "WOON ALDAAR DENKT TB VESTIGEN,
JONGE ZEEVARENDEN, KOLONISTEN
BH TAN BR
ZENDELINGSHUIS
TE ROTTERDAM,
BOOM
jê. Melmig van der Vegt.
AMSTERDAM,
P. N. VAN KAMJPEÜr,
1844.
dbyGoogk
v
fiCDRVKT BIJ C. A. SPIN.
dbyG00gk
INLEIDING.
llene handleiding cm het Neger-Engebch , zoo als hetzelve
binnen de kolonie Suriname over het algemeen gesproken
wordt, gedurende de reu derwaarts te leeren verstaan en
spreken, in Holland in het licht te zien verschijnen, is ze-
ker wat nieuws; althans het is mij niet bewust, dat hier
iets dergelijks bestaat. Ligtelijk h hiervan de reden te be-
vroeden; niemand toch waagt zich gaarne, eene handlei-
ding daar te stellen, ter aanleering eener onbeschaafde
taal: dat is, eener taal zonder opgespoorde vaste grondre-
gelen , die hoofdzakelijk gesproken wordt door de gering-
ste klasse van menschen, door daven. Be ondankbaarheid
dier taak doet ieder terugdeinzen. Men stelt zich tegen-
over een leger van waanwijze berispen en gispen , die het
echter nimmer hebben willen of durven ondernemen, iets
tot gemak van den zendeling, kolonist, landverhuizer of
jeugdigen .zeevarende ter aanleering van genoemde taai
daar. te stellen. Een ieder toch , & de kolonie bezocht
heeft, weet, dat ér geen kreoler (inboorling) gevonden
wordt, die geene sterke liefde voor zijne moedertaal be-
zit, zoo zelfs , dat hij die spreekt met eenen trots, als ware
hij een Franschman. En juist deze opmerking heeft mij
het bestaan eener handleiding ter aanleering dier taal
noodzakelijk doen achten. Immers door behulp van zulk
een handboekje, kan men zich vrijwaren voor de on-
aangenaamheid , maanden lang geen deel te kunnen ne-
men aan de gesprekken in een land, waar men zich be-
vindt, of met der woon heeft gevestigd, en de zendeling
zal zich, daarmede voorzien, met meer vrucht en vertrou-
wen onder de Negerbevolking van Suriname kunnen be-
geven. Ja, hoor ik eenigen zeggen: men leert in de ko-
lonie die negertaai spoedig genoeg; doch jammer, dat
1*
dbyGoogk
velen met mij reikhalzend hebben uitgezien naar het be-
staan van eenig werkje, dat in onze behoefte kon voorzien.
Dit een en ander heeft mij dan genoegzaam belange-
loos aangespoord, tot het zamenstel en van deze Proeve
eener handleiding tot het spoedig aanleeren van de taal
der Negers in de kolonie Suriname, tot welker aanprij-
zing welligt mijne zestienjarige ondervinding in het vak
van onderwijs iets kan bijdragen.
Hetgeen ik thans lever, is slechts eene oppervlakkige
praktikale beoefening van het Neger-Engelsch , en geens-
zins is mijn voornemen geweest om hier een volledig
taalkundig werk te leveren , zoo als het kleine bestek reeds
van zelf genoegzaam aanduidt; het bevat niet meer dan
het hoogstnoodzakelijke , om zoo spoedig mogelijk tot het
gebruik dier taal te geraken. Gebreken zul Jen er legio
in zijn; in achtnemende, dat het de eersteling is, die
hier te lande het licht ziet, hebben mij dan ook geene
bronnen hoegenaamd kunnen ondersteunen, behalve mijn
eigen gehoor en oordeel. Ik reken dus op de bescheidene
beoordeeling der verstandige gebruikers van dit hand-
boekje, ik heb deze oefeningen in dertig lessen behan-
deld, om daardoor gelegenheid te geven tot een gemak-
kelijker gebruik , stellende den tijd van den overtogt op
ruim dertig dagen, zoodat men, eiken dag eene les met
vlijt behandelende, niet verleden behoeft te staan bij de
aanlanding in onze overzeesene bezitting Suriname; en
ik geloof toch, dat dit van geene geringe waarde is.
Indien mijne landgenooten mij de onvolmaaktheden
van deze eerste Proeve eener Handleiding ter beoefening
van het Neger-Engel sch willen vergeven, en overtuigd zijn,
dat ik door dezen arbeid getracht heb, om tot het nut
van jonge Zeevarenden, Kolonisten, Landverhuizers en
Zendelingen mede te werken , dan zal ik mij zeer beloond
achten en aangemoedigd gevoelen, voort te gaan tot het
daarstellen van een volledig Leer- en Woordenboek voor
de Taal der Negers in de kolonie Suriname, waarin ik
de grond- en afgeleide woorden naauwkeurig zal trach-
ten op te geven.
A. H. v. b. V.
dbyGoogk
EERSTE LES.
Uitspraak. Mei» spreekt de woorden uit, zoo als zij
naar de Neder! andsche spelling moeten worden uitgespro-
ken, met deze opmerking, dat op de lettergreep, waar*
boven een streepje ( — ) geplaatst is, de nadruk vallen
moet. B. v. Gado en niet Gadö, jëje en niet je ft. De g
wordt nog al eigenaardig uitgesproken en is daarom moei-
iel ijk met Hollandsche klanken te articuleren; het» best
Lomt zij overeen met de Hoogduitsche g in ge gangen, en
met de Hollandsche g in tang en dingen.
De h voor aan een woord staande, wordt door de Ne-
gers zelden uitgesproken; in plaats van hem, horro, zeggen
zij em, orre\ Nu, aan deze kwaal lijden zelfs wel onze
goede Zeeuwen, Drenthe- en Twenthenaars , die, in plaats
van het hondje in het hokje, et ontje in? et ókje zeggen.
Wij willen dus dh gebrek den goedhartigen Neger gaarne
vergeven.
Lidwoorden. Be Lidwoorden zijn da, de en het, en
wan, een. Zij Mijven onveranderd, en worden niet o*er*
tollig gebruikt.
Zelfstandige Naamwoorden. Het getal dezer taaldeelen
is zeer gering in vergelijking met dat der Hollandsche
zelfstandige Naamwoorden. De oorzaak ligt in de armoe-
de der taal zelve, waardoor het somtijds ondoenlijk is met
één enkel woord zijne gedachten uitte drukken, maar men
zich met geheele omschrijvingen verstaanbaar moet maken.
Zoo zegt men bij voorneela, voor: ik bemin de een-
zaamheid : Mi lobi po dë na mi wawan, hetwelk letterlijk.
dbyGoogk
6
overgezet beteekent: Ik bemin van bij mij alleen te
zijn; dat toch echter hetzelfde denkbeeld in zich bevat
van het enkele woord eenzaamheid. Be zelfstandige naam-
woorden zijn eveneens onveranderlijk, dat is: zij nemen
geene teekens van geslacht noch van getal aan; dus is
derzelver gebruik zeer eenvoudig en gemakkelijk.
VOORBIBLDBH OM VAH BUITEN tl LBBIIN.
God.
Het leven.
Be dood.
Be wereld (aarde).
Be hemel.
Be duivel.
Be lucht.
Het vuur.
Het water.
Be zon.
Be maan.
Wolken.
Be donder.
Be regen.
Be zee, zout water.
Be rivier.
Eene aardbeving.
Manesclnjn.
Be wal, het strand.
Een meer.
Eene sloot.
Eene gracht.
Een weg.
Een land.
Eene weide.
Eene ster.
Eene straat.
Eene markt.
Eene kerk.
Het stadhuis.
Gïdo.
Libi.
Bedde.
Grontapftf.
Hemel.
Didïbri.
Winti.
Faya.
Wattra.
Ba son.
Ba moen.
Wölko.
Döndro.
Arrëën.
Zee, soutoe wattra.
Ba riba.
Wan gronsêki.
Moënkênki.
Ba sjöro.
Wan swsmpo.
Wan gottro.
Wan kriki.
Wan passi.
Wan köndro.
Wan sabina.
Wan stirri.
Wan strïti.
Wöyowöyo, kërkesi.
Wan kêrki.
Kroëttoehösso.
dbyGoogk
Een molen. Wan mïli.
Eene brug. Wan bröki.
Een gasthuis, Wan pötihösso.
Een gevangenhuis. Wan doêngroehOsso.
tobfassina o? hit vak nrtm «iliiibi oh ti vutalbu
Wan gronsêki, G*do, wan pïssi, didïbri, darïba, wan
göttro, da kriki, da kondro) wöyowöyo, da sabina, gron»
tappo, arreen, wattra, raoenkenki, dêdde, doengroehos*
so, da starri, dondro, ld» , wan kërkesi, da sjöro, kroefc-
toehösso, sêutoe wïttra, da pötihösso, wan mui, wan
rïba, ftya, da winti, gottro. —
TWEEDE LES»
Bijvoegelijke Naamwoorden*
De Bijv. Naamw. blijven eveneens onveranderd en wor*
den vóór de Zelfstandige Naamwoorden geplaatst.
VOOUULDI* OH VtH BUIT1H Tl LUIKT.
Arm.
Pöti.
Rijk.
Goedoe.
Zoet, zacht.
- Swïti.
Zuur.
Soêwa.
Goed.
Boen.
Kwaad.
Ögri.
Nieuw.
Njoen.
Oud.
Oüwro.
Dik.
Dïkki.
Dun.
Fmi.
Scherp.
Slapo.
Bot.
Stömpo.
Wijs.
fcöni;
Dom.
Dmsa. -
dbyGoogk
Sterk.
* ?ranga.
Zwak.
No tranga.
Wit
Witti.
Zwart
Blakka.
Rood.
Rëdi.
ueel.
GêU.
Groen.
Groen.
Blaauw.
Blauwoe.
Gemengd.
Malatta.
Groot
Pikien.
Klein.
Mooi.
Mooi.
Lelijk.
Takkroe.
Schoon.
Krien.
Vuil.
Döti.
Even.
Pari.
Oneven.
Noeni.
Eeniffe.
Breed.
Toedri, som.
Brada.
Smal.
Smalla.
Zwaar.
flëbi.
Licht
Nohëbi.
Lëti.
Regtvaardig.
Onregtvaaraig.
Beleefd.
Rëtifassi.
Kroektoefassi.
Sabimanniri.
Onbeleefd.
No sabimanniri
Gelukkig.
Ongelukkig.
Boenhedde.
Ögrihedde.
Gierig.
Milddadig.
Grïdi.
Nogrïdi.
Habi-sjeem.
No habi-sjeem.
Beschaamd.
Onbeschaamd.
TOEPASSING OU TB V1RTALHT.
1.
Wan tranga gronsëki, wan takkroe riba, sabimanniri,
gridi, da pikièn starri, nohabi-sjeem , nogrïdi Gado, swlti
dbyGoogk
9
wSttra, rêtifkssi, da döti göttro, njoen moen, fini wolko,
mooi kroëttoehösso, boenhedde, köni, smalla kriki, ögri
didïbri; da bigi kondro, switi winti, köni Gido, pari,
Noeni , da krien swampo, tranga winti, da hlakka wattra,
da blauwoe wölko.
2.
Het groote gevangenhuis, onbeleefd, de mooije mane-
schijn, zwaar, de lelijke weide, groot, onbeschaamd, on-
regtvaardig, een nieuwe wal, de groote zee, het kleine
meer, de breede sloot, de smalle rivier, ligt, ongelukkig,
gierig, sterk, zuur, oud, licht, schoon, bot, dom, kwaad,
net gasthuis, zoet, lelijk, milddadig.
DERDE LES.
Bijvoegelijke Naamwoorden met 'Zelfstandige
Naamwoorden vereenigd.
VOOlBIStDlIY OX VAN BURIN Tl LUIKT.
Een hoog vaartuig.
Een laag gasthuis.
Lange kleederen.
De korte rotting.
De wijde broek.
Een volle inktkoker.
Eene ledige pon.
Een vet kind.
Een mager meisje:
Een rijke man.
Eene arme vrouw.
Een naarstige jongen.
Een luije zoon.
Eene verstandige dochter.
Wan hêh boto.
Wan bïlo pötihösso.
Langa klösi.
Da sjatoe üki.
Da wyti broekkoe.
Wan foêloe ênkikökro.
Wan lïgi peen»
Wan fattoe pikiên.
Wan mangn pikien oeman,
Wan goëdoe man.
Wan poti oeman.
Wan wrökko manboi.
Wan lêsi manpikiën.
Wan köni oemanpikiën.
dbyGoogk
10
Een moegelijk ding. Wan trohi sSnni.
Een gemakkelijk huis. Wan notröbi hosao.
De dure schoenen. Bïri söesoe.
Be goedkoope laarzen. Boenköpoe langa soesoe.
Billijk. Rëti.
Onbillijk. Norëti.
Dappere knechten. Manhatti foëtoeboi.
Lafhartige buitenlander*, Frïddehatti souto*~w5ttr*~
somma*
Be bedroefde bedelaar. Ba sari bêgjman.
Handnekkig. Habi tranga hatti.
GoedwiUig. No habi tranga hatti.
TOBPA88ING OM TB VBRTJXBH.
1.
Be groote jongens, de kleine meisjes, de oude Trouwen,
de zoete kinderen , een regtvaardig vreemdeling , een oud
stadhuis , de breede brug , billijk , goedwillig , de goede in-
boorlingi, een onbeleefde dief*, ven. onaangename luijaard*,
eene mooije kerk, de goede vader* , de rijke moeder*, het
fukkige huis, de ongelukkige meisjes.
Kriölo. £ Tatta.
2. Foefoëroeman. 5. Mamma.
3. Bita lêsimau.
"Wan mangri oeman, da fattoe pikienoemaa , da mooi
oemanpikieD, wan naaahatti foêtoeboi» wan tröbi sanjti,
wan bïgi doeng^oehösso, bïta, foefoêroeman, taan JWgi
djarrii, da pakien wftyowoyo, norëti, habi tranga hatöU
sabuBannnri , boenköpoe klösi , wan ögri saani , da om
dringihossa* > frïdflfehïtti* da takkroe dëdde, da swiltt 13»,
no habi tranga hatti, wan gridi hoi, xw gridi.
1 Tuin. 2. Herberg.
dbyGoogk
11
TIERDE LES.
Voornaamwoorden.
De voornaamwoorden zijn de volgende:
Ik, mij mijn, mi. Wij, ons, onze, wi.
Gij, u, uw, Joe. Gij, u, oen.
Hij, zij, het, a. Zij, hen^ haar, den.
Hem, zijn, haar, hem.
Ik zelf, mi srJSfi, wij zelven, wi sfëfi.
Hem zelf of haar zelve, hem sfëfi.
Hieruit ziet men, dat de persoonlijke, wederkeerige, en
bezittelijke voornaamwoorden aan elkander genoegzaam
gelijk zijn en eveneens niet veranderen.
Be aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden zijn
datti, en dissi, dit, dat, deze, welk, hetwelk enz.
Be vragende zijn:
Hoe, Hoe.
Wat, Hoe sdnni (bij verkorting, san).
Wie, Hoe somma (bij verkorting somma.)
Men wordt op gelijke wijze als in het Engelsdh overge*
zet Men gebruikt hiervoor dan eens de derde persoon
enkelvoud a, dan eens de derde persoon meervoud den,
en ook wel de tweede persoon joe.
VOORBElLDUt OX VIN BUITftlf TB LWHLEV.
Haar broeder.
Zijne zuster.
Mijne ouders.
Uwe tante.
Uw vriend.
Onze tijd.
Onze ouderdom.
Mijn ligchaam.
Mijue ziel.
Haar verstand.
Hunne hoofden.
Hun aangezigt.
Hem brarra.
Hem Sisa.
Mi TStta nanga Mamma.
Joe tanta.
Joe kompë.
Wi tem.
Wi ouwretem.
Mi skiën.
Mi sili.
Hem köni.
Ben hêdde.
Ben fësi.
yGoogk
12
Mijn voorhoofd.
Ons achterhoofd.
Haar mond.
Hare wangen.
Zijne oogen.
Zijn neus.
Uw haar.
Uwe wenkbraauwen.
Uwe neusgaten.
Hare tanden.
Hunne kiezen.
Onze handen.
Onze regterhand.
Onze linkerhand.
Hunne Toeten.
Mijne vingeren.
Uwe nagels.
Zijn vleesch.
Uw bloed.
Ik ben warm.
Gij zilt koud, ^
Hij of zij is uitgegaan.
Wij zijn niet gekomen.
Het is nacht.
Wat zegt gij?
Welken weg willen wij gaan ?
Wat zullen wij doen?
Wat vraagt gij?
Wie is daar/
Een buitenlander.
Een weduwenaar.
Eene weduwe.
Mi fêsihëdde.
Wi bakkahedde.
Hem möffo.
Hem symoffo.
Hem hai.
Hem nosso.
Joe wiwïri.
Joe haiwiwïri.
Joe nosso-hölo.
Den tïsi.
Den bïgi Gsi.
Wi hannoe.
Wi rëtihannoe.
Wi kroëktoe hannoe.
Den foetoe.
Mi fin 5a.
Joe nangla.
Hem mëti
Joe bloedoe.
Mi waran.
Joe kouloe.
A go na dörro.
Wi no ben kon.
A dê nêti.
Hoe sanni joe takki?
Hoe passi wi sa têki?
Hoe sanni wi sa doe? (of)
San wi sa doe?
Hoe sanni joe dê aksi?
Hoe somma de dapleh?
Wan man, dissi kon na
kondro *.
Wan man, dissi tem oeman
dedde 2.
Wan oeman, dissi hem man
dedde 3 .
1 Dit letterlijk vertaald is : een man die in bet land kemt.
* Letterlijk vertaald, een man, die zijne vrouw dood heeft ^
•Een vrouw, die haren man dood heeft.
dbyGoogk
13
Ik zal dat doen. Mi sa doe datti.
Bat wil ik hebben. Mi wanni datti.
Dat is goed. Datti dê boen.
Ja. Ai, (ja).
Neen. No.
T01P188IN6 OM TB VUtTALUT.
Somma habi i foetoe, wiwïri, bloedoe, tisi, haiwiwïri,
hêdde, finga, nangla, hannoe, wan kroektoehannoe,
wan rêtihannoe, wan fesi. Hoe somma dë dapleh? Joe
waran. Mi kouloe. Mi brarra no ben kon. Hem sisa
go na dorro. Hoe passi mi tatta sa têki? Mi wanni
datti. Ai. Wan oeraan dissi hem man dedde dê dapleh.
Wan soutoe-wattra-somma. Wan somma dissi kon na-
kondro aksi töémoesi * sanni. No. Hoe saimi joe kompë
aksi? A* wanni wan jakti*, wan tïki, tabdka*, wan
köto*, wan nëfil, wan pikiennêfi* ,
1. hebben. 6. tabak.
2. vele. 6. yrouwenrok.
3. hij. 7. mes.
4« rok. 8. knipmesje.
Be weduwenaar met* zijnen vriend is uitgegaan. Ik
geloof* dat. Wat vraagt uw broeder? Hij vraagt geld 3,
verstand, tijd. Zeg* hem (dat 1 ) hij een weinig wachte*.
Wat zegt gij? Bat is goed. Zijn zoon heeft* eenen broe-
den neus, een smal voorhoofd, lange beenen, dikke wan-
gen 7 , zware armen 8 , kleine handen met stompe vingers.
Een boom heeft takken, wortels*, bast** en bladen U,
1. nanga. 3. mönni.
2. bribi. 4. takki.
1 De ingeslotene woorden als , (dat) moeten in deze alsmede in de
volgende toepassingen niet vertaald worden.
dbyGoogk
14
5. tan pikienso. 9. roetoe.
6. habi. 10. boeba.
7. symoffo. 11. wiriwiri.
8. tappoe hannoe.
VIJFDE LES.
. Alvorens wij tot de werkwoorden overgaan, moeten wij
nog niet een enkel woord spreken over de trappen van
vergelijkingen der bijvcegelijke naamwoorden. Voor hen ,
die het Engelsch verstaan, is hierin niets nienws, en zij,
die het niet verstaan,. zullen het gemakkelijk begrijpen
kunnen* want de zaak is eenvoudig. De vergelijkende
trap moet gemaakt door morro, meer, vóór het bijvoege-
Ujk naamwoord of bijwoord te plaatsen. Bij voorb.:
btgi, groot, mörro bigi y grooter
pi kien klein, mtirro pi kien kleiner
grldi gierig» mörro grldi gieriger.
De overtreffende trap wordt gevormd door da morro voor
de stellende trap te voegen. Bij voorb.:
Boenhedde , gelukkig, morro boenhedde gelukkiger,
« da morro boenhedde gelukkigste.
Aanmerking. Even als in het Engelsen, wordt in het
N«gerrEngel*bh h4t$ Bdwpord wan bij. de bijvoegelijke
naamwoorden gftvoegd, wanneer deze als zelfstandig voor-
komen, dat wil zegden, wanneer. zij niet gevolgd wor-
den door een zelfstandig naamwoord en echter een lid-
woord voor zich nemen.! ,S$ .vooriu , .
Dat is het beste. . : ■. ' DtMidêda morro hëttre wan.
Dat is de grootste. •• Dafti dë da rhorrb èigi wan.
Deze is de slechtste, \Dissi dê da morro ogri wan.
Dit is de lelijkste. . .{.Dissi dé da morro takkroe
wan.
De volgende twee bijyoegelijke naamwoorden z\jn on-
regelmatig, als:
dbyGoogk
16
veel, tóèmöeti) meer, trtotro, meest, da mor ro, góoü, boen,
beter, bëttre > best, <fa worn» bétere, of da morró botn.
Hier over voorbeelden v*n toepassing op., te geven, «al
wel niet noodig zijn; wij laten dus hier eeAige spreek -
termen om van boiten tfe 'keren volgen.
Geef mij brood.
Haast u.
Ik wil niet -
Kom ras.
Het is laat
Eet.
Drink.
Zie toe, pas op.
Goeden aag.
Goeden avond. '
Kom itu ;• •
Kom Wer.
Het is waar.
Het is al te waar.
Waarlijk het is *oo>
Ja gewis. T "
Ik geloof van ja. >
Ik geloof neen.
Ik zeg t*h- ja*
Ik zeg Van néèn.
Ik had lieve*;, > :
Ik heb honger. ,%
Ik ben dorstig.
Ik bedank 'u.
Waarom? »•> r
Sluit de dettf.
Open de deur. .
Sluit het venster.
Gij hebt' gecfca*. ■
Aixl Woord mij.
Hdor hfefc
Ik hoor ü. ' •'
Ik luister.
Hoe vaart gij.
Gi mi brêdde.
Mêki hêsi.
Mi no wanni.
Kon hêsi.
A dê* lïti.
Njam.
Iningi.
Loêkoa boen.
Odi.
Navoe.
Kon na fanti.
Kon deja.
AdGtrde. •
A de toemots* «boe.
ÏYoétroe * «te éo. <
ïroetroev
H brtbi ai»
Mi ferïbi no. ' • v\-
MJ talLki.ai» . ■•
Mi tfikü no.
«Na mi a *morrb bettre.
Mi hangri, ;
Mi habi dre%>
Mi takki joe tangi.
Sfetttro da dfei*. <■' :i
Oppo da dorro^ ••'
Tappoe da fensrë. * .
Jofekabfe . .
Kkki mi:
ftri deji.
MijeYHod 'r
Hoe fa joe tan?
dbyGoogk
61
Hoe vaart Mijnheer. . Hoe fa Masra tan?
Hoe vaart Mevrouw. Hoe fa Missi tan?
Hoe vaart mijn beste vriend. Hoe fa joe tan mSti?
Zijt gij het? A dê joe?
Ik vaar wel. Mi tan boen. .
Vaarwel. Adjossi. ,, . .
ZESDE LES.
Werkwoorden,
De werkwoorden zijn aangaande derzelver vervoeging
alle regelmatig > aangezien zy geene veranderingen onder-
gaan. Zij worden .vervoegd ais de Maleische, en hebben
vier wijzen, even als in Tiet Hollandsen en. andere ta-
len, doch. tellen geen gelijk getal tijden. Be Neger-Engel-
sche taal heeft slechts drie tyden, als den tjegenwoprdig^(i f
verledenen, en toekomentien tijd zonder meer: zoo dat de
onvolmaakt verledene, de volmaakt verledene en de meer dan
volmaakt verledene tijd, als één verledene .tijd gevormd
worden door het hulpwoord ben, in het Maleisen soeda* De
eerste toekomende en de. tweede toekomende tijd worden als
één toekomende tyd gevormd door het hulpwoord *a> in
het Maleisch nant'u Omtrent de werking oer werkwoor-
den zijn zij bedrijvend, onzijdig, wederkeerend en onper-
soonlijk, w&acbjj dus de lijdende en vragende werkwoor-
den vervallen. Het lijdende, werkwoord wordt altijd be-
drijvend voorgesteld* Zoo zegt men in het Neger-Engelsch
in plaats van. **£ word gestraft" men straft mij, of hij of
zij straft mij*
De vragende werkwoorden vervallen, omdat de per-
soonlijke voornaamwoorden altijd vóór het werkwoord
staan blijven, en alleen door stembuiging aangetoond
moet worden, of het eene vraag is of niet, b. v,; ik krijg
geld, mi kisi monni. Krijg ik geld? mi kistmonni?? en niet
ktsi mi mönni?. .'
dbyGoogk
17
VERTOEGING VIN HET HüLPWOORD HE BB VN.
Ik heb een pond kaas.
Gij hebt een nalf pond boter.
Hij of .zij heeft een el linnen.
Wij hebben een flesch wijn.
Gijlieden hebt eene mand
aardappelen.
Zij hebben eenen zak koffij.
Ik had een kantoor,.
Gij hadt papier.
Hg, zij of het had.
Wij hadden.
Gij hadt.
Zij hadden.
Ik heb gehad enz.
Ik zal hebben.
Crij zult hebben.
Hij zal hebben.
Wij zullen hebben.
Gij zult hebben.
Zij zullen hebben.
Ik zal gehad hebben.
Wij zullen gehad hebben.
Ik zou hebben.
Gij zoudt hebben.
Hij zou hebben.
Wij zouden hebben.
Gij zoudt hebben.
Zij zouden hebben. .
Ik zou gehad hebben*
Zij zouden gehad hebben.
Heb liefde.
Hebt liefde.
Laat hen liefde hebben.
Laat ons liefde hebben.
Dat ik vrees hebbe.
Dat gij zorg hebbet
Mi habi wan pöntoe kisi.
Joe habi wan hafoe pöntoe
bötro.
A habi wan jari lïnni.
Wi habi wan battla wien.
Oen habi wan manki pat&tta.
Den hsbi wan sakka koffi.
Ui ben habi wan kantoro.
Joe ben habi papira.
A ben habi.
Wi ben habi.
Oen ben habi.
Den ben habi.
Mi. ben habi.
Mi sa habi.
Joe sa habi.
A sa habi.
Wi sa habi.
Oen sa habi.
Den sa habi.
Mi sa habi.
Wi sa habi.
Mi ben sa habi.
Joe ben sa habi.
A ben sa habi.
Wi ben sa habi.
Oen ben sa habi.
Den ben sa habi.
Mi ben sa habi.
Den ben sa habi.
Habi löbi.
Oen habi löbi.
Mêki den habi lobi.
Möki wi habi löbi.
Datti mi habi frêdde.
Datti joe habi mêmre.
2
dbyGoogk
18
Dat hij geduld hebbe. Datti a babi nasênsi.
Dat wij den tijd hebben. Datti wi habi da tem.
Dal gij vröcé hebhet. Datti oen habi Jfrëdde.
Dat qj sorg hebben. Datti den habi nrëmté.
Dat ik hadde. Datti mi ben habi.
Dat hij badife. Datti a ben habi»
Dat rij hadden. Datti den ben habi».
jdtotmeriang. Het ontkennend bijwoord niet, m+ staat
altijd vóór het werkwoord, b. v. ik eet niet meer, mi na
njam motto. Ook wordt no voor het werkwoord gezet,
wanneer dit gevolgd wordt door een ontkennend bijwoord
of bijvoqaelijk naamwoord, als: niets , geen. b*v.: Ik cal
niets te doen hebben. Ml Ho sa habi noti ï>o doe. Hij heeft
geen verstand. A kro .habi koni. Ik heb geene kinderen.
Mi no habi ko «*wl ptkieu.
ZEVENDE LES.
TOmSSllï» C* *BT VOOHOAiKDS.
ï.
Mi habi -wan hcïra nanga wan sisa, enioe habi man-
hatti. — Den habi trtbi 1 . — A no ben babi hèngri*;
mam 3 wi ben. ftabi éreh *. — Den no ben habi wan maa*
pikien, mara wan o/manpskien, joe habi tö*ti»
1. Verdriet. 3. Maar.
2. Honger. 4. Dorst.
Mi tatta ben babi aaêToiïe* Mi no habi noÜ Vodde, «n
wi no ben sa habi notï Vo doe toe K ■— Joe sa habi tran
hosso, wan kantta* wan djarri nanga wat* bomnK — Joe
ben habi ftedde» •-— Meki den habi looi. — A sa Joaèi
dbyGoogk
10
Aompê$y njam*, nanga dringi. Löekoe da Miasi hibi
tïsi-hdtti 5.
1. Ook. 4. Eten.
2. Boom. 5. Kiespijn.
3. Gezelschap.
Gij hebt geld. — Bij heeft geen geld. — Wij hadden
verdriet; maar mj had gelijk. — Gij hebt eene zuster. —
Gij hadt honger. — Wg hadden moed. — Een vader, eene
moeder, een zoon, eene dochter met haar kind. *— Be
heer heeft zorg. — Eene moeder had Trees. -— Eene doch-
ter had eene ziekte \ — 9e zoon zou niets te doen heb-
ben. — Gij zoudt (eene) verkoudheid* gehad hebben. — Laat
ons liefde hebben. — Hebt gij geenen dokter*?
1. Siki. I. BSttra.
2. VerkoHtoe.
ACHTSTE LES.
YTOYOWMff* V** HOT BVLNTOOftD WSCIlf •* SIJlt.
Wezen -of zijn. De.
Zijnde. Dê.
Geweest Ben dê.
Ik ben tevreden. Mi dê tefhdde.
Gij zyt boven. Joe dê" na tappoe.
Hij is beneden. A dê na gron.
Wij zijn groot. Wi dê bïgi.
Gij zijt klein. Oen dê pikien.
Zij zijn vaiL Den dê döti.
Ik ben geweest. Mi ben dê.
Gij zijt geweest. Joe ben dê.
Hij is geweest. A ben dê.
dbyGoogk
20
Wij zijn geweekt. Wi ben dê.
Gij zijt geweest. Oen ben dê.
Zij zijn geweest Den ben dê.
Ik zal zijn. Mi sa dè\
Gij zult zijn. Joe sa dê.
Hij zal zijn. A sa dê.
Wij zullen zijn. Wi sa dê.
Gij zult zijn. Oen sa dê.
Zij zullen zijn. Ben sa dê.
Ik zou zijn. Mi ben sa dê.
Gij zoudt zijn. Joe ben sa dê»
Hij zou zijn. A ben sa dê.
Wij zouden zijn. Wi ben sa dê.
Gij zoudt zijn. Oen ben sa dê.
Zij zouden zijn. Den ben sa dê.
TOlPASSUïtt.
Zijn broeder en zijne zuster zijn zeer* warm geweest —
De koning* zal regtvaardig zijn. — Eene koningin* is on-
regtvaardig geweest — De aardappelen zijn niet lekker. —
Koek* is zoet — Peper* en zout* is op de tafelt. — De
appelen* en peren* zijn aan de boomen. — De kooperlO
is een dief geweest — De verkooper^ zou bedroefd zijn. —
Is de tuinman** daar? — Gij zijt boven geweest — Is zij
beneden geweest? — Neen, maar zij is in de keuken**. —
Zou hij op den zolder^ geweest zijn? — Ja, maar hij zal
spoedig beneden komend* —
1. ToemoesL 9. Pêri.
2. Konink. 10. Baaiman.
3. Koninkwêfi. 11. Sêriman.
4. Koekoe. 12. Djarriman.
5. Peppre. 13. Na koekroe.
6. Soutoe. 14. Na soldro.
7. Na taffia. 15. Kon hêsi na gron.
8. Appla.
dbyGoogk
21
NEGENDE LES.
OX VAR BUIUir Tl MUM.
Ik weet dat niet Mi no sSbi datti.
Ik weet daar niets van. Mi no sabi nöti va datti.
Hij wist er niets van. A no ben sabi nöti va datti.
Wij wisten het voor u. Wi ben sabi datti bifo joe.
Ik heb het niet geweten. Mi no ben sabi datti.
Niet met mijn weten. No nanga mi sabi.
Zonder mijn weten. Sonro mi sabi.
Zij wist het. zeer weL A ben sabi datti boen boen.
Ik ken hem van aanzien. Mi sabi hem na fesi.
Ik ken haar genoeg. Mi sabi hem noffo.
Gij kent hem. Joe sabi hem.
Kent gij hem. Joe sabi hem?
Ik heb uwen naam vergeten. Mi vergïti joe neem.
Kent Mejufvrouw u? Missi sabi joe?
Ja, zij kent mij. Ai, a sabi mi.
Hoe oud zijt gij? Hoe ouwroe joe dê?
Hoe oud is dit kind? Hoe ouwroe dissi pikien dê?
Het is zeven jaren. A ouwroe sebi jari.
Het is jonger dan het mijne. A morro jongoe lêki mi pi-
kien.
Het uwe is acht jaren gepas- Joe pikien passa Siti jïri.
seerd.
Ik heb gedacht dat het ouder Mi ben memre datti a morro
was. ouwroe.
Het is gezond, dat is het voor* A dê boen , datti boen noffo.
naamste.
Zijt cij getrouwd? Joe trouw?
Hoe dikwijls zijt gij getrouwd Hoe mêni trom joe ben trouw
geweest? kaba.
Hoeveel vrouwen hebt gij ge- Hoe mêni oeman joe ben habi
had? kaba?
Leeft uw vader nog? Joe tatta dê na libi jette?
Neen, Mijnheer! mijn vader is No Masra! mi tatta dedde.
dood.
dbyGoogk
22
Mijne moeder is al zes jaren Mi mamma dedde siksi jari
dood. kaba. '
Kom binnen, als het u be- Kon na inni, iffi joe plisi.
lieft.
Ik zal u den wög wijzen. Mi sa sori joe da passi.
TIENDE LES.
THT010ni« VAH BIT W1BKWO01D VI AA BW. AS il.
Strekkende tot voorbeeld voor alle andere werkwoor-
den, met die opmerking, dat in het Neger-Engedscb, even
als in het Engelsen van to do , dikwijls gebruik gemaakt
wordt van het hulpwoord dë. Zoo zegt men; Hij leeft,
J libi; maar ook even gocjd: A dë libi. -— Wij vragen, wi
aksi, maar ook *>i dë. «fci. —
Vragen. Aksi.
Vragende. Aksi.
Gevraagd hebbén. Ben aksi.
Ik vraag. Mi aksi.
Gij vraagt. Joe aksi.
Hij vraagt A aksi.
Wij vragen. Wi aksi.
Gij vraagt. Oen aksi.
Zij vragen. Den aksi.
Ik vraagde of heb gevraagd* Mi ben aksi.
Gij hebt gevraagd. Joe ben aksi.
Hij heeft gevraagd. A ben aksi.
Wij hebben gevraagd. . W* h$n aksi.
Gij hebt gevraagd. Oen ben aksi.
Zij hebben gevraagd. Den hen aksj.
Ik zal vragen. Mi sa aksi.
Gij zult vragen. Joe sa aksi.
Hij zal vragen. A sa aksi.
Wij zullen vragen. Wi sa aksi.
dbyGoogk
2S
Gij zult vragen. Oen sa aksi.
Zij zullen vragen. Den sa aksi.
Ik zou yragen. Mi ben sa aksi.
Gij zoodt vragen. Joe ben sa aksi.
Hij zou vragen. A ben sa aksi. .
Wij zouden vragen. Wi ben sa ajut*
Gij zoudt vragen. Oen ben sa aksi.
Zij zouden vragen. Ben ben sa aksi.
Vraag. Aksi.
Laat ons vragen. Heki wi aksi.
Laat hen vragen. ' Meki den aksi.
T0BP183IHG OP UT VOOHGAAïIDE-
1.
nu notan tauti uuiisi, mara nu lacti jj**
o, mi dé takki Eaglisi piktoue*. -+• -tot* (*) }<*
Tappae joe mo£b. Ui no vrttoi ttstrfri *; Ha
i dë <Jpö noti lëki aaU* teMf *. Ai a de tree.
Takki nanga den, so joe plisi. —Joe dë takki Diriftti*?
No fflaora, nu nokan takki Duitei, mara ml takki Ea^
glisd. So so,
de takki.
oemau no
mi jent* datti. Datti dl wan leht* & no k» takki noti
g.8 mi. «_~ Aa pikien mlssi n» ben takki nü nó van
nfoensae*. Mi sa takki dato* gi hem. — * Joe ben sa takki
datti gi den* A de" wan uüMii, dUü fotHoe smnma dé tak*
*itt.(2) ~+ gan joe doe? Mi skrifi, **r<riU**~San joe plisi
vo t»ani& % — Mi sabi At*/i Aoew 13 , aan joe wani. *****
2fi> £fttAo ƒ00 kèttM. ^« Mi no sa mani i» dcrfri *5. — Da
wrokko 'kaèa***
h HoUandsck.- 3, Wat
2. Een weinig. 4. Zwijgen.
(') San is eene verkorting van Hoe #örmi, zulke verkortingen treft
men dikwijls aan in act Dfeger-Eugelsch ; zoo ook zegt men in bet
dagelijksche leven , dp, troe ip plaats van A delroe; da boen in plaats
van A dï 'toen; wj zullen hierop op meer geschikter tijd en plaats
terugkomen. ,
(*) Letterlijk Vtrlaald H dit : Het is een zeggen , dat vtU mauchen
zeggen. Aan «ui* e samenstelling*! erkent men de arm*eê> 4e w taaj.
dbyGoogk
24
5. Snappen.
6. Hooren.
7. Verdichtsel.
8. Tegen, aan*
9. Nieuws, tijding.
10. Gemeen zeggen 3.
11. Maat, vriendje;
12. Te hebben.
13. Zeer wel.
14. Bekommer u niet.
15. Kwalijk nemen.
16. Is gedaan. —
ELFDE LES.
TOEPAS SIK G OP HET VOOlGliüDB.
Wat hebt gij te doen 1 ? — Ik heb al gedaan. — Wat
zullen zij u geven * ? — Wat heeft uw meester * u be-
loofd * ? t— Wat moet * de meid • gaan halen *? — Ga zien *
of zij weder gekomen is 9 , — Is Mijn Heer uw meester te
huis? Neen Mevrouw! Jbij .is uitgegaan. Wanneer zal
hij wederkomen? Nu, ik ga heen l ° , goeden dag rai-
dibdl '*. — Baar is Mijn fleer aan de deur! Mijn Heer!
daar is. iemand 1 * om u te spreken * '. ; — Wat voor iemand
is het? Hoe heet zij. * * ? ~ Ik ken haar niet Ik heb haar
hier niet meer * * gezien. Hoe is zij gekleed 1 • ? — Zeg haar
dat zij een weinig wachte 1 7 . — Ik ben zeer blijde *■ • u te
zien. JÉoe gaat: het? Zeer wel God dank 1 *, — Ga zit-
ten**. — Ik doe. a misschien belet? 1 . >*• Gij doet nu} geen
belet. Ik zal op een' anderen tijd** weder komen. Ik
bid u te blijven. Daar komt volk**. — Dat spijt mij
14
1. Vo doe.
9
2. Gi,
10.
3. Masra.
11.
4. Pramisi.
12.
5. Moesoe.
13.
6. Oeman.
14.
7. Go tëki.
15
8. Go loekoe.
16.
Kon bakka.
10. Weh.
Pridriki.
Wan somma.
Vo; takki hanga joe.
Hoe fa hem nem.
15. Nimre deji.
Hoe Uoai a wêri?
dbyGoogk
25
17. Tan.
18. A boen na mi vo troe.
19. Gado tangi.
20. Go siddon.
21. Mi dé" sontem na joe passi.
22. Tratrom.
23. Somma de kon.
24. Datti hatti mi vo troe.
TWAALFDE LES.
Alphabetitche Lijst der Werkwoorden , in de volgende
Toepassingen voorkomende.
Achten.
Aanhooren.
Aankleeden.
Aantrekken.
Aankomen.
Aanreiken.
Aanroepen.
Aanpassen.
Afvallen.
Antwoorden.
Afkomen.
Afvegen.
Avond eten.
Bedriegen.
Begraven.
Bekijven
Belet doen.
Beminnen.
Bekennen.
Berouwen.
Beven.
Beproeven.
Beloven.
Bewaren.
oh vin ivrriff ti lkb&kn.
Habi respekti.
Jêri.
Wëri klosi.
Wèri.
Kon.
Gi.
Fiü.
Fadon komoppo.
Pïki.
Sakka.
Figi.
Njam caba.
Koli.
Bëri.
Kroetoe.
Mani vo datti.
Lobi.
Takki rêti.
Kon hati bakka.
Bêfi.
Têsi.
Pramïsi.
Klbri.
dbyGoogk
26
Betalen.
Beschadigen.
Blazen.
Bloeden.
Borgen.
Binden.
Boete betalen.
Breken.
Believen.
Bidden.
Barsten.
Begeeren.
Beslechten
Dansen.
Brinken.
Dorstig zijn.
Droomen.
Dansen.
Drukken.
Donderen.
Eten.
Foppen.
Gapen.
Gieten.
Gehoorzamen.
Gebeuren.
Gelooven.
Gaan.
Groeijen.
Groeten.
Geven.
Gevoelen.
Honger krijgen.
Haasten.
Helpen.
Hooren.
Huren.
Huilen.
Pai.
Kisi mankêri.
Bloo.
Lonbloedoe.
Borgoe.
Tai.
Pai boetoe.
Tjarri
Broko.
Plisi.
Bê«.
Priti.
Dè hangri.
Jtoti.
Tangi.
Dringi.
Habi dreh.
Dreem.
Dansi.
Kwiensi.
Dondro.
Njam.
Koli.
Oppo moffo.
Kanti.
Harki.
Passa.
Bribi.
Wakka, go.
Groo.
Takki odi.
Gi.
Fili.
Kisi hangri.
Hêsihêsi.
Reppi.
Jêri.
■ Joeroe.
Kreh.
dbyGoogk
27
Houden.
Hoh\
Hangen.
Hinderen.
Hanga.
Trobi.
Hengelen.
Hoekoe, fissi.
Inkomen.
Kon na inni.
Inpakken.
Pakka sanni.
Jagen.
Honti.
Kaauwen.
Kaauw.
Kennen.
Sabi.
Kussen.
Bossi.
Komen.
Kon.
Klimmen.
Klem.
Kwaad worden.
Hatibron.
Kwalijk nemen.
Mani vo datti.
Knorren.
Kroetoe.
Knellen.
Piengi.
Kloppen.
Fom.
Koopen.
Bai.
Kijken.
Loekoe.
Krabben.
Krabboe.
Knijpen.
Piengi.
Kittélen.
Kiglf.
Kijven*
Kroetoe.
Krakeelen.
Kwari.
Kammen.
Kam wiwïri.
Koken.
Böü.
Leven.
Libi.
Liegen.
Leb.
Lagchen.
Luisteren.
LafFoe.
Harki.
Leeren.
Lëri.
Leenen.
Lëni.
Laden.
Lai.
Lossen.
Poeloe lai.
Loopen.
Wakka.
Liggen.
Diddon.
Leggen.
Póti.
Laten.
Meki, libi.
Hiddagmaalhouden.
Njam dinatem
dbyGoogk
Mengen.
Moksi.
Nemen*
Têki.
Niezen.
Meki etsje.
Ondervinden.
Ondrofindi (fili).
Ontbijten.
Njam breid.
Onthalen.
Traktêri.
Opstaan.
Tanoppoe.
Overgeven.
Pijoo.
Onderrigten.
Sori.
Opvoeden.
Kwêki.
Omhelzen.
Brassa.
Ontmoeten.
Mïti.
Onthouden.
Memre.
Ontbreken.
Manken.
Openen.
Oppo.
Ontvangen.
Kisi.
Ontbieden.
Sendi tëki.
Ontdekken.
Findi.
Proeven.
Têsi.
Pijn doen.
Hati.
Plukken.
Pikki.
Plagen.
Raden.
Trobi.
Raai.
Rooken.
Smoko.
Rusten.
Bloo.
Roepen.
Ruilen.
Kali.
Kenki.
Reinigen.
Krien.
Ruiken, rieken.
Smêli.
Slapen.
Slibi.
Smaken.
Têsi.
Spelen.
Pleh.
Springen.
Stelen.
Jompo.
Foefoeroe.
Sluiten.
Slottro, tappo.
Schoonmaken.
Krien.
Stooten.
Troesoe.
Schieten.
Soetoe.
Spuwen.
Spiti.
dbyGoogk
29
Schreeuwen.
Snappen.
Schrijven.
Scheuren.
Snijden.
Schuldig zijn.
Storten.
Straffen.
Slokken.
Slaan.
Trekken.
Tuchtigen.
Trouwen.
Uitkleeden.
Tasten.
Verantwoorden.
Verzadigen.
Vallen.
Verloochenen.
Vreezen.
Vragen.
Vechten.
Vinden.
Verbergen.
Verstaan.
Vergeten.
Verkoopen.
Verliezen.
Vuilmaken.
Verzuimen.
Veranderen.
Wandelen.
Willen.
Winnen.
Wegen.
Wachten.
Waarschuwen.
WriJTen.
Bali.
Takkitakki.
Skrifi\
Priti.
Koti.
Habi paiman.
Trosoe.
Fom.
Swali.
Fom.
Hsli.
Fom.
Trouw.
Poeloe klosi.
Joejoe.
Takki na fesi.
Bëlefoeloe.
Fadon.
Takki leh.
Frïddé.
Aksi.
FêU
Fïndi.
Kibri.
Jëri, sabi.
Fergiti.
Sên.
Lassi.
Döti.
Lassi tem.
Trom, kenki,
Kuïri.
Wani.
Wïnni.
Wïgi.
Tan loekoe.
Ron weh.
Takki na fësi.
Robi.
dbyGoogk
JO
Weenen.
Kreh.
Wedden.
Streh.
Wasschen.
Wassi.
Wassen.
Groo.
Welvaren.
Tanboen.
Wakker worden.
Wïki.
Wenschen.
Wensi.
Wijzen.
Söri.
Zingen.
Zeggen.
Singi.
Takki.
Zweten.
Swêti.
Zoeken.
Soekoe.
Zegenen.
Blessi.
Zien.
Si, loekoe.
Zwijgen.
Tan tiri.
Zenden.
Sendi.
Zetten.
Sêti.
Zwemmen.
Sweem.
DERTIENDE LES.
TOEPASSING OH TE V?B TALEN.
1.
De tafel is gedekt 1 . Set is tijd om te eten. ~ Ik heb
honger en dorst» ik kan niet langer wachten. Set is al
laat. Het is noff geen één uur*. — Vergeef mij* iet n
zoo niet. Zet u* aan tafel» Schikt hetu* (dat) wij God
bidden. Geef mij brood. Zult gij al dat brood wel -eten?
Eet zindelijk 9 .
1. Dêki. 4. Siddon.
2. Wan horro. 6. Joe plisi.
3. Pardon mi. 6. Nanga maniri.
dbyGoogk
31
2.
Joe dê" njam toemoesi hësi. Joe de gridi toemoesi.-—
JVjam morro bredde nanga joe mëti. — Bidden rëti na joe
stoeloe* — No diddon na taffla tappoe. — Takki alift
somma deja odi. — Joe sabi joe léri kaba? Ai, mi sató
hem boen been. No dr ai na passi , so joe go na skoJoe.
Mi go têki pikien vrintit. Hoe plësi wi sago? Hoe plesi
joe sa tjarri mi ? Joe sahi man mooi plësi vo go küiri * ?
1. Buitenluchtje. 2. Wandelen.
VEERTIENDE LES.
BUWOOEDKW IV BttWOtmfKUJKI UITDftUKKINGKf OM VAU
BVimr fl LXttEH.
Voor eenigen tijd.
Eerst
In alle gevallen.
Te vroeg.
Een weinig.
Somtijds.
Tot van avond.
Tot morgen.
Tot morgen ochtend.
Tijds genoeg.
Van daag.
Dikwijls.
Aanstonds.
Zeer wel.
Geenszins.
Vroeg, laat»
Van te voren.
Nergens.
Ergens.
Toedri tem passa.
Fössi.
Na alla fassi.
Toemoesi froekoe.
Pikienso.
Sontem.
Teh sahatem.
Teh tamara.
Teh tamara mamateaou
Tem noffo.
Tideh.
Noffo trom.
Djosno.
Boen boen.
No no.
Froekoe, lati.
Na fesi.
No wan pleh.
Wan pleh.
dbyGoogk
32
Altijd.
Lekker.
Nu, tegenwoordig.
Zeer, heel.
Anders.
Jammer.
Wijsselgk.
Alleen.
Juist
Integendeel.
Bigt bij.
Zoo gezegd, zoo ge<
Zachtelijk.
Zeer zachtjes.
Onderwijl.
Bes te erger.
Hartelijk.
Inderdaad.
Alle dagen.
Bijna.
Genoeg.
Zeker.
Straks.
Misschien.
Elkander.
Nooit
's Morgens.
's Middags.
's Namiddags.
's Nachts.
's Avonds.
Morgen namiddag.
Te middernacht
Gisteren.
Gisteren avond.
Bes anderen daags.
Overmorgen.
Eergisteren.
Pikienmorro.
Alla tem.
Switi.
Noja.
Vo troe, kwutti kwufti.
Trafassi. .
Wan hati sanni,
Konifassi.
Wawan.
Rêtifassi.
Kontrari.
Klosi bei.
laan. So den tlkki, so den doe.
Safri safri.
Safri kwutti twütti.
Na onro da tem.
Morri ogrï.
Tangi-Tangi.
Troe-troe.
Alla deh.
Pikien morro.
Noffo.
Troetroe.
Bamba.
Sontem.
Malkandra.
Nimre.
Mamatem.
Bïnatem.
Bakkadïna.
Na nêU
Sabatem.
Tamara bikkadina.
Na mindri nêti.
Jesredeh.
Jesredeh Sabatem.
Ba tra deh.
Tra tamara.
Tra jesredeh.
dbyGoogk
35
In de toekomende week. Na wiki dissi dê* kon.
Binnen veertien dagen. Na inni toe wiki.
Het is eene maand geleden. A passa wan moen.
Een vierendeel jaars. Dri moen.
In den droegen tijd. Na drehtem.
In den regentijd. Na arreentem
Op Nieuwjaarsdag. Na Njoenjarideh.
In het begin. Na bigin.
In het midden. Na mindri.
Het einde. Da kaha, kroeboi.
Aanmerking. De Bijwoorden zeer, heel, vo troe ktvutti
kwutti worden niet gebruikt als in het Hollandsen-, maar
men plaatst dezelve doorgaans achter het Bijwoord of Bij*
voegelijk Naamwoord: zoo zegt men: zij. rieken zeer lie-
felijk , den smelt switi vo troe en niet tree switi. Gij moet
zeer zachtjes loopen, joe moetoe wakka safri kwutti kwutti,
en niet kwutti kwutti safri.
VIJFTIENDE LES.
• ~- > >
T0EP18SI50 OH Tl VMTlLlIf.
1.
Joe habi mooi blommikl toe? Ai, toedri rosoe, an-
glierki nanga jasmyn dejaso*. — Reppi wi vo pikki den.*~~
Den smëli switi vo troe. -tt* Dissi de mooi blommiki toe/r— *
Wan hati sanni , datti den. «10 dë smëli. - Jasmyn dê smëli
tranga ageên*. — Joe waniï wan takki* rosmaryn. — '**' *
1. Daar zijn. J. 3. Takje.
2. Daarentegen. ,i. ,
Ik waadel dikwijls alleen. Want x ik bemin de een*
zaamheid*'* •*• Het plantaadje -leven zou mij wel bevallen** ~
3
dbyGoogk
34
Kom , laat ons ilu . .te zattien ontbijten. — Neen ik heb
f een' tijd daar toot. — » Bat spijt mij zeer. ***• Maak mijne
omplimentan aan don fleer i. — FaanveL
1. Bikassi. 3. Mi habi plisirï toemoesi
2. Yo dë na mi wawan. vo libt na planasi»
A ben wiki so djosno. — Wi habi slibi tem naffo. —
A ben dreém noffotrom. — A habi dreh sonteta. — Mi
kbi hangri pikienso. — Ben tesi fossi.— Ka 1 , joe slibi
jette?— Joe nd habi sjeem vo slibi «o lang»? — A dé
toetnoesi mooi wêri vo dtddon so langa no bedde. — Hoe
lati wi dë dan? A dë pikien morro sëbi horro. A no
kan de so lati. *— Slibi dê na mi hai jttte * . Joe no wani
tanappoe dan? Sanhedde mi sa tanappoe so froekoe vo
1. Foei. 2. Ik ben nog geheel slaperig.
ZESTIENDE LES.
DE TILWOORDVH MJH DB VOLGENDE.
Een.
Wan.
Twee.
• • - .Toe.
Brie. :
Bri.
Vier.
<Fo. "
Vijf.
'BW-
Zes.
Siksi.
Zeven.
Sêbi.
Acht.
Aiti.
Negen."
Negi.
Tien.
Tien.
Elf.
.tTien na wati, éifiw.
Twaalf:
* * - «v. Tien na toe, twalfbfc
dbyGoogk
35
Dertien.
Veertien.
Vijftien.
Zestien.
Zeventien.
Achttien.
Negentien.
Twintig.
Een en twintig.
Twee en twintig.
Dertig.
Drie en dertig.
Veertig.
Vier en veertig.
Vijftig.
Vijf en vijftig.
Zestig.
Zes en zestig.
Zeventig.
Zeven en zeventig.
Tachtig.
Acht en tachtig.
Negentig.
Negen en negentig.
Honderd.
Honderd en v\jf.
Vijf honderd.
Duizend.
Achttien honderd acht
tachtig*
De eerste.
De tweede.
De derde.
Zondag, de eerste dag
week.
Maandag, de tweede.
Dingsdag, de derde.
Woensdag, de vierde.
Donderdag, de vijfde.
Tien na dri.
Tien na fo.
Tien na fyvi.
Tien na siksi.
Tien na sein.
Tien na aiti.
Tien na negi.
Twinti.
T winti na wan.
Twinti na toe.
Dri ten tien.
Dri ten tien na dri.
Fotentien.
Fotentien na fo.
Fyvitentien.
Fyvi ten tien na fijvi.
Siksitentien.
Siksitentien na siksi.
Sebi ten tien.
Sebi ten tien na sëbi.
Aiti ten tien.
Aititentien na aiti.
Negitentien.
Negitentien na negi.
Hondro.
Hondro na fyvi.
Fyvi hondro.
Doezoen.
en Wan doezoen aiti hondro aiti-
tentien na aiti.
Da fossi wan.
Dissi yo meki toe.
Dissi vo meki dri.
der Sondêh, da fossi deh Ta wiki.
Moendëh, dissi meki toe.
Toedehwrokko, dissi meki dri.
Dridehwrokko, dissi meki fo.
Fodehwrokko, dissi meki fyvi.
3*
dbyGoogk
36
Vrijdag, de zesde. Frydeh, dissi meki siksi.
Zaturdag, de zevende. Sa t tra, dissi meki sëbi.
Twee en een halve stuiver. Dri tibri.
Vijf stuivers. Wan sreen.
Een gulden. Fo sreen, wan pisifo.
Twee gulden. Aiti sreen.
Tien gulden. Tien pisifo; wan bigi karta.
ZEVENTIENDE LES.
TOEPASSING OX Tl VSBTALIlf.
Het jaar heeft twaalf maanden , twee en vijftig weken
en drie honderd vijf en zestig dagen. — Amerika werd
in veertien honderd twee en negentig door c. coldxbüs
ontdekt. — Be zeven dagen der week zijn Zondag de eer-
ste, Maandag de tweede, Dingsdag de derde, Woensdag de
vierde, Donderdag de vijfde, Vrijdag de zesde en Zaturdag
de zevende dag. — Geef mij als het u belieft eenen gul-
den en ik zal er u vijf geven. — Negen hoofdgeslachten 1 f
vindt men in de kolonie Suriname, als Blanken *, India-
nen 1, Negers*, Karboegers*, Mulatten*, Mustiezen*, Kas»
tiezenl f Poestiezen* en Marrons 9.
1. Bakkra.
2. Ingi (of Karaibes , de eerste bewoners van de kolonie).
3. Ningre (of Afrikanen).
4. Kaboegroé (afstammende van een' Mulat met eene
Negerin).
6. Mulatta (afstammende van een 1 Blanke met eene
Negerin).
dbyGoogk
37
6. Mostisi (afstammende van een' Blanke met eene Mu~
lattin).
7. Kastisi (afstammende van een' Blanke met eene Mus*
tizin).
8. Poestisi (afstammende van een' Blanke met eene Kas*
tizin).
9. Boesningre (vlugtelingen die zich in de bosschen op-
houden).
10. Bigi gendri.
Meki wi go na combë*. — A farra toemoesi. — Mi no
kan go so farra, bikassi 1 mi de siki pikienso. '* — A dë fo
horro vo wakka \ — Meki wi wakka na wattra-sei. — Da
wëri tron hësi vo troe. — Joe tan langa deja? — Teh
bakka twalfoe horro. — Wi sa dë na aiti horro. — Tien
horro fom.kaba.
1. Want 2. Gaans.
ACHTTIENDE LES-
Volzinnen , welke niet letterlijk in het Neger-Engelsch
kunnen overgebragt worden.
OM VAlt BUITEN TB LEIRIN.
Het regent. Arreën dë fadon.
Het is dezer dagen zeer re- Toedri deh arreën ben fadon
genachtig geweest. toemoesi.
Het waait. Winti dë wai so tranga.
Be zon heeft alreeds veel Son dë tranga kaba.
kracht.
Hoe schoon vertoonen zich Ka ! fa da planasi jinna tan
gindsche plantaadjes. mooi.
Hun uitzigt is zeer schoon. Vo si den a tan mooi kwutti
kwutti.
dbyGoogk
38
Eene wandeling is «ter goed Wan kuiri mêki «kien tan
voor de gezondheid. boen.
Hebt gij gezelschap hij u ge- Joe ben babi somma na joe?
bad?
Wat spel hebt gij gespeeld? Hoe pleh oen ben plëh?
Ombre. Ombroe.
Dit is een spel dat nu zeer Ha wan pleh/, dissi de" noja
in de mode is. tranga na modo.
Waren er vele toekijkers. Foeloe somma ben go loekoe?
Ontzaggelijk veel. No boi.
Ik ben uw allernaaste buur- Mi de libi rêti na joe sei.
man.
Het eten is gereed* Njam njam kliri.
G\j zult -niet te vergeefsch Joe no sa kon vo soso.
komen.
Haak ^een geraas. No meki balibali.
Tot wederzien*, i Teh wi si wi srëfi bakka.
In bet geheim. Kïbri fassi na jësi.
Te voet gaan. Wakka nanga foetoe.
Te paard rijden. Rei na hasi.
Ik wacht maar op uwe be- Na joe mi dê tan harki.
velen.
Verlaat u op mij. Poti joe srëfi na mi hannoe.
Ik ben gereed u te volgen. Diosno mi sa dê na joe bakka.
Ik zal bet verantwoorden. Mi sa takki na fesi vo datti.
NEGENTIENDE LES.
VOSaWOOfcftKlf KI VOBGWeOKDBLIJKS UITDKUKKIH0B1I OM
VAN BUI!»! Tl maiK.
Onderbiaschen. ■ Kaba.
Daarentegen. Ageên.
Onderwijl. Na onro da tem.
Des te erger. Morro ögri.
dbyGoogk
39
Bes te beter.
Terwijl hij zingt.
Zoo gezegd zoo gedaan.
Toen ik er kwam.
• Maar.
Zoo als gij wilt.
Als gij kunt.
Zoo wel als ik.
Ofschoon.
Toch.
Nog.
Of.
Ook.
Want.
Moito bettrc.
Sfttem a singi.
So den takki so den doe.
Dissi mi ben kon.
Marra, ma.
So leki joe wani.
Iffi joe kan.
So boen leki mi.
Alwassi.
Tokkoe.
Jette.
Offoe.
Toe.
Bikassi.
TOEPASSING OF HET VOORGAANDE, OM TE VERTALER.
San masra plisi? Hoe pleh da boi de", datti a no kon,
so mi kali hem? — A go na snijri *, vo go teki klosi. —
Masra! mi deja, da basi* sa kon srefi djosno nanga da
klosi. — Masra, mi no ben kan ka ba morro hesi. Kaba,
joe ben pramisi mi, datti mi sa nabi mi jakti na Sondeh.
San hedde joe pramisi mi dan, iffi joe sabi, datti joe
na kan doe. Mi no ben kan si na fêsi 3 , hoe sanni sa
passa. San dan? Datti mi ben sa kisi so méni tra wrokko
morro. A de vo datti hedde dissi va mi moesoe tan? No
no masra, ma mi moesoe reppi alla mi klanti. Go wëh,
joe na sa kisi na tra trom wrokko va mi morro. Hoe
pleh den konoppo? Ben konoppo va Bakkrakondro 4 , en
noja den wam go na Ningrehondro* so.
1. Snijder. 4. Nederland (Blankenland),
2. Haas. 5. Afrika (Negersland).
3. Ik kan niet in de toe-
komst zien.
dbyGoogk
40
TWINTIGSTE LES.
Voorzetsels.
CM VAlf BUITEN Tl LU1BN.
Sedert.
Tot
Bij.
Voor de deur.
Achter den stoel.
Onder de tafel.
Op de bank.
In de straat.
Naar.
Regt over de brug.
Voor uwe moeite.
Met.
Zonder. .
In de schaduw.
Tegen ons.
Uit.
Voor mij opstaan.
Sinsi.
Têh.
Na.
Na fesi dorro.
Na bakka stoeloe.
Na onro taffla.
Na tappoe banki.
Na inni strati.
Na.
Rë~ti na abra broki.
Vo joe moeiti.
Nanga.
Sondro.
Na kouloe plësi.
Gi wi.
Könoppo,
Tan oppoe bifo mL
TOEPASSING.
Zonder te werken. — waar woont de dokter? Regt
"over het stadhuis, achter de kerk en digt bij de straat.—
Waar gaat. gij zitten? — Mij dunkt dat het beste is in
de schaduw. Baar hebt gij eenen gulden voor uwe moeite.
Onder den stoel ligt uw noed. -«- Be baas zeide het tegen
ons. Sedert wanneer hebt gij dat gehoord? Zonder te
weten waarheen, liep hij langs de vest *. Zij bleven vrien-
den tot den dood toe. Wij komen aanstonds uit de kerk. —
Waar heeft de knecht het gelegd? Op den stoel, neen
achter de deur. Och 2 gij weet er niets van.
1. Na fottoseï. 2. Kaba.
dbyGoogk
41
EEN EN TWINTIGSTE LES.
Omdat de schaarschheid van woorden in deze taal in
vele gevallen niet dan gebrekkige vertalingen toelaat, zoo
is het van buiten leeren vooral van volzinnen, die zich
niet letterlijk laten overzetten, hoogst noodzakelijk, ten
einde daardoor de omzettingen van sommige uitdrukkin-
gen en derzelver constructie te vatten. Dien ten gevolge
Laten wij hier ten slotte eenige gesprekken , uit het da-
gelijksche leven getrokken, volgen, die , zoo wij vertrouwen ,
door den vlijtigen beoefenaar van de voorafgaande lessen
gemakkelijk zullen kunnen worden aangeleerd.
■BR ZISKS BR BBR GSRBB8HBBB. WAR SI KI WAN RARCtA WAR DlATTlA.
Ik heb u laten halen mijn- Mi ben sendi têki joe Masra!
heer!
Daar hebt gij wel aan gedaan. Joe ben habi rêti kwfttti
kwütti.
Zijt gij ongesteld? Joe no dê boen?
Ja , ik ben zoo koud , huiverig. Ai , mi habi kouloe toemoesi.
Laat mij uwe tong zien. Meki mi si joe tongo.
Gij hebt een weinig koorts. Joe habi koorsoe pikienso.
Welke medicijnen wilt gij Hoemedicynjoe wani gi mi?
mij geven?
Ik zal u iets geven om in Mi sa gi joe wan sanni vo
te wrijven. robi ua inni.
Hoe bevindt gij uvan daag? Fa joe tan tidëh?
Ik ben nog zeer ziek. Mi de siki vojroe jette.
Ik geloof dat ik zal sterven. Mi bribi mi go deófde.
Gij zijt niet zoo ziek, daar- Joe no dë so siki, no habi
voor behoeft gij niet te fredde vo datti.
vreezen.
Uwe koorts is af. Koorsoe kaba.
Neen neen, mijnheer! No no, dattra!
Tracht nu een weinig te Meki joe go slibi pikienso
slapen. noja.
Morgen zal ik nog eens aan- Tamarra mi sa kon bakka.
komen.
dbyGoogk
42
TWEE EN TWINTIGSTE LES.
VAN BIMJOI Illl IN ZURBR VA WAM MASBA RABOA BBH
B.KBCHT. FOBTOE^BOI.
Ali! die luiaard snorkt nog Ali! da lesiman de snorkoe
geloof ik. jêtte.
Wat belieft u, Mijnheer! Sa Masra plisi?
Zult gij opstaan jou slaper. Joe sa tanappoe joe sHhiman.
Ik zal u leeren voor mij op Mi sa lêri joe vo wiki bifo
te staan. mi.
Maar Mijnheer! — Ma Mara! —
Durft gij nog spreken? Joe hahi hatti vo takki jette?
Het was twee uren toen ik Ba ben toe horro, dissi mi
naar bed ging. go slibi.
Geef mij een schoon hemd Gi mi wan krien hempi son-
zonder zoo veel praats te dro vo takki sa mënj.
maken.
Ga naar de keuken en vraag Go na koekroe aksi da oe-
aan de meid of de koffij man, iffi koffi no böli jette.
nog niet gereed is.
Ga zien hoe laat het is. Go loekoe hoe mêni horro
wi dé.
Het is omtrent zeven uren. A de pikien morro sëbi horro.
Ali ! waar blijft gij met mij- Ali ! noe plesi joe dö tan
ne schoenen. nanga mi soesoe.
Hebt gij ze nog niet schoon Joe no krien den jette?
gemaakt?
Zijtgij gisteren bij den schoen- Joe ben go jesredêh na da
maker geweest? soesoemakri?
Wanneer zal ik ze krijgen? Hoe tem mi kisi den?
Van dezen morgen. Na dissi mamatem.
Ga dan zien of ze nu al Go loekoe dan iffi dan sa
klaar zullen zijn. klari noia so kaba.
Zeg aan den baas, dat hij Takki gi da baai meki hem
zelf ook mede kome. srëfi kon toe.
dbyGoogk
43
Hier is hij , Mijnheer ! ik kwam A de dejaso Masra mi miti
op weg hem tegen. hem na passi.
Gij doet wel dat gij komt, Joe doe hoen datti joe kon,
want ik begon alreeds te bikassi mi begin vo kroe-
knorren. toe kaha.
Laat ons zien of mij de schoe- Meki wi si offoe da soesoe
nen passen zullen. sa fiti mi.
Laat mij alleen begaan. Meki mi doe mi wawan.
DRIE EN TWINTIGSTE UES.
DiziLifti. ba aten WAS.
Steek uw voet eens regt uit Troesoe joe foetoe tranga na
inni.
Zij zullen eer barsten. Ben sa priti morro hëaL
Zij zijn te naauw. Den naauw toemoesi.
Twee kousen zijn ook vrij dik. Toe kousoe dikki vo troe toe.
Ik heb twee paren aan. Mi wêri toe para.
Zij knellen mij evenwel nog. Ben pingi mi jette.
Gij zult geen half straatje Joe no sa wakka wan hal-
gegaan zijn of het zal over fbe strati iffi. a sa passa.
wezen.
Be hielen zijn niet hoog ge- Ba hili no hei noffo.
Gij hebt mij niet gezegd die Joe no ben takki gi mi vo
hooger te maken. meki den morro nei.
Ik dacht dat dit niet noodig Mi ben memre datti dissi na
ware. habï wrokko vo dë.
Ik .doe nooit anders als het- Mi no dë doe morro, leki den
geen mij belast wordt. takki ei mi.
Bevalt het leder u? Ba lêri dê boen na jöe?
Ja, — nu, ik sal ze dan Ai, — joe sabi, mi sa h0lj
maar houden. den kaba.
dbyGoogk
44
VIER EN TWINTIGSTE LES.
VUI BKffl TOIKVISITE. VA WAK THEVISITI.
Het is gezelschap, dat gij Ba somma, dissi dé kon loe-
krijgt. koe joe.
Wel, wat is dat liefjes! Ka, fa a mooi!
Hebt gij nog thee van laatst? Joe habi da the va tradëh
jette?
Neen , maar deze is beter. No , ma dissi de morro bettre.
Hoe hebt gij gevaren sedert Hoe fa joe tan sinsi Sondëh?
Zondag?
Ik ben redelijk wel geweest, Mi ben dë boen noffo, mara
maar hoe is het met u? fa joe tan?
Ik ben een weinig verkouden. Mi dë ferkoutoe pikienso.
Hoe durft gij dan uitgaan? Hoe fa joe habi hatti vo go
dan na dorro?
Ik was begeerig u te zien. Mi ben hangri vo si joe.
Ik bemin uw gezelschap zeer. Milobivodënangajoevotroe.
Het doet mij leed, dat ik uwe A hatti mi, mi no ben sabi,
onpasselijkheid niet gewe- datti joe no ben dë boen.
ten heb.
Ik zou niet verzuimd hebben Mi no ben sa drai vokonloe-
u te komen bezoeken, in- koe jSe, iifi mi ben sabi
dien ik het geweten had. datti.
Ik ken uwe genegenheid te Mi sabi joe boen hatti vomi.
mijwaarts.
Laat ons nu naar mijne ka- Meki wi go na mi kamra.
mer gaan.
Ga vooruit, ik zal u volgen. Ga na fesi, mi sa wakka na
joe bakka.
Al die komplimenten zijn Alla da flausoe dë vo soso.
onnoodig.
Men moet geene komplimen- Kompë no moe mëki flausoe
ten maken onder goede nanga malkandra.
bekenden.
dbyGoogk
45
VIJF EN TWINTIGSTE LES.
Mijnheer A heeft mij belet Masra A hen sendi aksi mi
laten vragen! iffi mi de na hosso!
In waarheid gij neemt te veel Vo troe joe dê trohi joesrêfi
moeite. toemoesi.
Be Heer P heeft mij alweder Masra P hen tjarri mi wan
een geschenk uit Engeland nioen presenti ageen va En-
medegebragt. glisi kondro komoppo.
Ik wil wedden van ja. Mi wani sëki-han ai.
En ik wil wedden van neen. En mi wani seki-han no.
Om. wat wilt gij wedden? Vo hoe sanni joe wani se-
kï-han?
Om een pond beste thee. Vo wan pontoe boen the.
Top. A boen.
Maar wie zal de twist be- Ma hoe somma sa koti da
slechten ? kroetoe ?
Ik ben niet gehouden u te Mi no moesoe bribi joe iffi
gelooven. mi no wani.
Ik wil niet meer wedden. Mi no wani haswa morro.
Gij doet wel, want gij zoudt Joe doe boen, bikassi joe
het verloren hebben. ben sa lassi.
Laat ons daar een speldje bij Mêki datti tan so mara.
steken.
ZES EN TWINTIGSTE LES.
VAH DB 1TEGBB8 OF SLAVEN. VA NINOÉE.
De Negers zijn de vlijtigste Ifingre de da tranga wrok-
werklieden als zij hunnen koman iffi den si den
meester zien. masra.
Digitized by LjOOQ iC
/
46
Maar aanstonds ligt hamer Mara so hêsi driktoro no drai
en dissel aan een' kant zoo hem bakka, den hiti ham-
ras de direkteur eener ra nanga desle na wan
plantaadje van huis is. sei.
Bat is niet anders al zijn ze fiatti no de tra fassi alwassi
zelfe vrije Negers. da frien ningre srêfi.
Wat noemt gij een Bastiaan? Hoe sanni joe kali wan Bas-
sian?
Een Bastiaan of zwarte offi- Wan Bassian offoe hlakka
cier, is zoo veel als opzig- officier de" wan -somma,
ter over de slaven en aan dissi babi vo takki na cin-
wien de direkteur het werk, gre, en na hem abra da
dat de si aven doen moeten, dri ktoro libi da wrokko, d is-
belast, die altyd vrij van si da Ningre moesoc doe, a
werk is , en dragende eene no habi vo doe wan wrok-
zweep bij zich, om de on- ko, en moesoe tjarri alla
willigen en luiaard* te tem wan wipi na hannoe,
straffen, vo fom da lesiman en den,
dissi no wani wrokko.
Somtijds worden de slaven Sontem da Ningre kon siki;
ziek;
in dat geval gaan zij naar na datti fasi den go na siki-
een ziekenhuis om te her- hosso vo meki den ge-
stellen, soentoe.
ZEVEN EN TWINTIGSTE LES.
VAK DB JAGT. VA HONTI.
Jongen, neem het geweer en Boi, têki da gon nanga hon-
den jagtzak mede,misschien ti-sakka, sontem mi finni
vind ik wat te Schieten. wan sanni vo soetoe.
Roep mijne jagthonden, wij Kali mi honti-dago wi sa go
zullen hoschwaarts gaan , na inni hoesi vo si.
dbyGoogk
47
welligt is er iets te schieten, Iffi mi kan si wan sanni *o
het zij soetoe, lëki
hartebeest, dia,
wild varken, pingo,
buffel, nofflo,
konijn. of haas. konikoni offbe hêh.
Men treft juist niet alle da- Alla deh mi no dë finni so
gen wild aan, maar als sanni, mara iffi joe soe-
men wat schiet kan men toe wan sanni, dan joe kan
twee of drie dagen daar njam toe offoe drt deh va
. van eten. hem-
En als het water mij belet En teh hêh wattra dë tappoe
het hosch m te gaan, dan mi vo go na boesoe, dan
schiet ik aan de kanten mi dë soetoe na seisei
wilde duiven, boesoe duivi,
leguanen of kauwriers, leguana offoe kauri,
of wel papegaaijen, papagaai,
snippen, snepi,
eendvogels, x doksi,
zwarte raven, enz. tïngifoftloe, ens.
ACHT EN TWINTIGSTE LES.
VAN HET PLANTJUDJE-LEVEIÏ. Dl PLANASI-LIBI.
Ik moet zeggen dat het plan- Mi moesoe takki , a dë wan
taadje-leven niet onverma- plisirï libi na planasi , al-
makeJijk is, ofschoon het wassi a habi hem brokko
zoo wel als andere standen hedde toe so leki alla tra
zijne zorgen heeft. libi.
Dat is waar; maar ik geloof A troe; mara mi no bribi
niet, dat men op alle plan- datti na alla planasi so
taadjes een genoegelijk wan boen libi dë.
leven leidt
dbyGoogk
48
Men moet vroeg opstaan om A de vo wiki froekoe vo go
het werk na te zien. loekoe wrokko.
Een goed direkteur moet on- Wan boen driktoro moesoe
der vinding hebben; " habi ondrovindi;
een behoorlijk toezigt wan loekoe boenboen dë
maakt hem in staat gerin- meki hem koni -vo dressi
ge ongesteldheden der sla- pi kien siki soso va nin-
ven te genezen. gre.
Hij moet 's morgens het werk A moesoe go loekoe boen
der negers behoorlijk na- boen na mamatem da
zien oi de wachters wel wrokko va ningre, iffi da
oppassen in de banan&s* waktiman loekoe boenboen
en taijer-gronden ; na bananna- nanga taya-
gron.
of het koren ook overlast iffi da karoe dë pasma vo
lijdt van veel onkruid. da soso wiwiri, dissi dë
gro na hem sei.
Hij moetopmerken of er haast A moesoe si iffi pikienmor-
koffij te plukken zal we- ro a sa dë tem va pikki
zen, en of de katoenknop- koffi, en iffi da katoen-
pen niet haast breken. knoppoe dë tem vo broko
katoen.
NEGEN EN TWINTIGSTE LES.
Verzameling van woorden in het dagelij ksche leven
dikwijls voorkomende en voor het grootste gedeelte
niet in de voorgaande oefeningen gebruikt.
VAK HST MEIYSCHILIJK. LIGCtfAlM.
Het ligchaam. Da skiën.
Het hoofd. Ba hedde.
Het aangezigt. Fësi.
Het voorhoofd. Fësi hëdde.
dbyGoogk
49
Het achterhoofd.
Be -wangen.
De hersenen.
De oogen.
Het haar.
De wenkbraauwen.
De neus.
De ooren.
De neusgaten.
De mond.
De tong.
De tanden.
De kiezen.
De kin.
De hals.
De gorgel.
De schouders.
De handen.
De armen.
De ellebogen.
De ruggegraat.
De vuist.
Het vleesch.
Het vel.
Het bloed.
De buik.
De borst.
De ribben.
De navel.
Het hart.
De lever.
De long.
De gal.
De Billen.
De adem.
Het speeksel.
Tranen.
Zweet
De hoest.
Bakka hëdde.
Séi moffo.
Tonton va hedde.
Haï.
Wiwiri.
Haiwiwiri.
Nöso.
Jësi.
Nöso-ölo.
Moffo.
Töngo.
Tisi.
Bigi tisi.
Kakebeen.
Nëki.
Trötro.
Skouwroe.
Hanoe.
Tappoe-hanoe.
Batta-hanoe.
Mindri-bakka bonjo.
Kofoe.
Mëti.
Boeba.
Bloedoe.
Bële.
Fesi-hatti (bobi).
Bëbikï.
Koemba.
Hatti.
Lëvri.
Foêgoe-foêgoe.
Bïta.
Gögo.
Blo.
Spïti.
Wattra-hai.
Zwëti.
Hoestoe.
dbyGoogk
50
De bik.
Zeere oogen.
Duizeling.
Aderlating.
Een droom.
Een leugen.
Een wissewasje.
Eene lastering.
Een verwijt.
Een zoen>
Eene neiging.
De stem.
De zwier, opschik.
De gezondheid.
De schoonheid.
De lelijkheid.
Tiko-tiko.
Soro hai.
Hai-drai.
Poeloe-bloedoe.
Wan dreem.
Wan lêh.
Wan soso-sanni.
Gongosa.
Wan kossi-kossi.
Wan bossi.
Wan kossi.
Da takki.
Da prödo.
Tan-boen va skiën.
Da mooi va skiën.
Takkroe va skiën.
VAN BET HUIS KX IIÏTGBIIf ER AAN VERBOOT»* IS.
Het fondament, grondslag.
Daplëh da hossi dê~ tanappoe.
Het dak.
De muur.
Tappoehösso.
Seiplanga.
De zijkamer.
Yisïtikamra.
De slaapkamer.
Slibikamra.
De trap.
Het pakhuis.
Trappoe.
Maksien.
Het gemak.
Pikienhosso.
Een tuin.
Wan djarri.
Steenen.
Stoon.
Kalk.
Kalki.
De vlam, licht.
Faya, lêti.
De rook.
Da smöko.
Hout.
Hoedoe.
Kolen.
. Klofaya.
Asch.
, Assi.
Een vat wijn.
Wan bali wini.
Roode wijn.
Rêdi wini.
dbyGoogk
51
Witte wijn.
Verschaalde wijn.
Een tafelbord.
Een plat bord.
Een lepel.
Eene vork.
Een mes.
Een schotel
Witti wini.
Soewa wini.
Wan plëli.
Wan platto plëti.
Wan spoen.
Wan forko.
Wan nëfi.
Wan bigi plêti.
ttTWABElf.
Gekookt vleesch.
Gebraden vleesch.
Gestoofd vleesch.
Wildbraad.
Ossenvleesch.
Varkensvleesch.
Schapen vleesch.
Spek.
Gerookt spek.
Ham.
Brood.
Versch brood.
Korst.
Kruim.
Roggebrood.
Pap.
Melk.
Room.
Eijeren.
Koek:
Rijst.
Gort.
Suiker.
Suikerriet.
Böli mëti.
Braai mëti.
Stofoe mëti.
Boësi mëti.
Kaümëti.
Hagoemêti.
Skapoemëti.
Spëki.
Smoko spëki.
Hammëti.
Bredde.
Farsi bredde.
Boeba va bredde.
Inni va bredde.
Blakka bredde.
Pappa.
«elH.
Fattoe va melki.
Eksj.
Koekoe.
. Arysi.
Grötto.
. Soekroe.
Keen.
M.X-
dbyGoogk
52
VQ0ELE*.
Een vogel.
Eene hen.
Een haan.
Eene gans.
Een eendvogel .
Eene zwaluw; ;
Eene groote snip.
Een papegaai.
Een perreket
Een nachtegaal.
Wan fouloe.
Wan mamma foüloe.
Wan kaka.
Wan gansi.
Wan aoksi.
Wan swarinpi.
Wan skröeriki.
Wan papegai.
Wan prakiki.
Wan tjötjo.
visscüxn w zudieieii.
Eene waterschildpad.
Eene zeeschildpad.
Garnalen.
Krabben.
Rogge.
Aal, paling.
Schelvisch.
Kabeljaauw.
Stokvisch.
Wan arakakka.
Wan klapë.
Sarra sarra.
. Krabboe.
Si pari.
Snëkifissi.
Skilfissi.
Bakjauw.
Tokofissi.
llfSKKTElf Kif KJLUIPE1IDE DIEREN.
,1
Eene honigbij.
Eene mug.
Eene luis.
Eene vloo.
Eene weegluis.
Eene mier.
Eene vlieg.
Een kakkerlak.
Wan marbansoe.
Wan maskïta, mampïra.
Wan loso.
Wan dagoloso.
Wan fio-fio.
Wan mira.
Wan flei.
Wan kaklaka.
dbyGoogk
53
Eene spin.
Eene slak.
Wan annansi. -
Wan pakro.
Eene padde.
Wan todo.
Eene slang.
Wan snêki, aboma.
VIBBY0BTIGB DIB1BN.
Een hond.
Wan dago.
Eene kat
Wan poesi-poesi.
Eene rat.
Wan aratta.
Eene muis.
Wan muisi-muisi,
Een aap.
Wan kësi-kësi.
Eene koe.
Wan kau.
Een os.
Wan kapadoekau.
Een bul.
Wan boefoekau.
Een ezel.
Wan ezel.
Een schaap.
Wan skapoe.
Eene geit.
Wan kabrita.
Een bok.
Wan boko-boko.
Een paard.
Wan hasi.
Een varken.
Wan hagoe.
Een speenvarken.
Wan pikien hagoe. -
Een wild varken.
Wan pingo.
Wan kapasi.
Een schildvarken*
Een stekelvarken. ;
Wan gingamaka.
Een tijger.
Wan tigri. ./i ; '
Een leeuw.
Wan leeuw.
Een olifant.
Wan asauw.
Een buffel.
Wan boesikau bofflo,
Ivoor.
Asauw tisi.
Lood.
Loto.
Koper.
Kopro.
Staal.
Staal.
IJzer.
Iesri.
dbyGoogk
54
Tin.
Goud.
Zilver.
Tinni.
Goutoe.
Silvri.
Een jood.
Een goochelaar.
Een kuiper.
Een chirurgijn.
Een apotheker.
Een dokter.
Wan djoe.
Wan toiroeman.
Wan koepaman.
Wan sjoeroesjen.
Wan Aptêkri.
Wan dattra.
6EAKBD6CHAPPSN.
Eene zaag.
Eene boor.
Eene bijl.
Eene nijptang.
Een hamer.
Eene schaaf.
De passer.
Een slijpsteen.
Eene schop.
Eene hark.
Touwwerk.
Zijde.
Garen.
Wan sa.
Wan böro.
Wan haksi.
Wan nyptan.
Wan hamra.
Wan skafoe.
Da pasra.
Wan sljpistoon.
Wan sköpoe.
Wan harki.
Tetëh.
Sy-tetêh.
Tetëh.
dbyGoogk
55
DERTIGSTE LES.
OM TE VERTALEN.
Poti ningre! mi kon vo sori
Joe boen libi 1 , di* tan na joe;
Ma bifo mi go takki tori*,
Gi mi joe woord vo barki toe.
Da libi wan Gado, di wiki
Na neti vo joe nanga mi
Na deh wi niam-niam en na siki.
Ba troost va toen libi de gi.
No wani tra* leki boen bedde
Va piple, vo lobi wawan,
No aksi gran sanni$ y no fredde,
Ma boen hatti vo ibriwan.
A takki gi piple, in gronseki,
»Bifo alla sanni na gron
» Joe lobi joe Gado , no meki
»Tra gado va hoedoe of ston."
»Na pipli joe si alla brara,
»Mi takki, no koli trawan,
«No trobi, joe jêri, joe brara j
»Ma belpi hem hoe tem joe kan."
Dan boen joe sa miti na passi,
No ogri sa fom joe na gron • ,
Na dedde joe kali reetfassit,
ïiGran tangi* mi Gado, mi kon!"
1 Gelukzalig leven. 5 Onmogelijke dingen.
2 Verkorting van dissi, dat. 6 Geene ramp zal u ter ne-
3 Ga verhalen. der drukken.
4 Verkorting van trasanni y 7 Met regt.
anders. 8 Ik dank u.
dbyGoogk
56
Aanmerking. Ik heb. deze dichtregels hier alleen laten
volgen als eene geringe proeve om aan te toonen, dat het
Neger-Engelsen ook zeer vatbaar is voor den gebondenen
stijl, om daardoor dichterlijk begaafden, in de kolonie en
•het moederland, uitte hoodigen tot het zamenstellen van
zedelijke en godsdienstige Liederen ter opwekking en be-
schaving der Negerbevolking in onze kolonie Suriname.
Ingang zouden zij gewis vinden, daar men het muzikale
hen niet ontzeggen kan, die gretig ieder uur van den
dag dans en lied ontvangen , als de welkomste vrienden
van hun leven.
En hiermede houde ik mijne taak voor als mi afgedaan.
Bit weinige zal genoeg zijn om niet geheel vreemdeling
te blijven in de Neger-Engelsche taal, en men gebruike
het om er verder op voort te bouwen.
dbyGoogk
dbyGoogk
/
f the rïjf hook shmnTT ^^
i
\1
byGoogk